Oorlogskinderen vertellen hun verhaal in Theaterkerk Nes

‘Als kind accepteer je de situatie zoals die is’

De woorden ‘Opdat wij niet vergeten’ zijn nu actueler dan ooit’’, stelde directeur Anke Bijlsma van Theaterkerk Nes woensdagavond tijdens de Tweede Ids de Beer-lezing. Ze doelde daarmee op de huidige oorlog in Oekraïne die deze avond meerdere keren werd aangehaald. Toch stond de avond vooral in het teken van bijzondere levensverhalen van mensen die de Tweede Wereldoorlog als kind hebben meegemaakt. Zo vertelde Roos Derks (90) haar verhaal en Abel Cahen (88) werd geïnterviewd door Geert Mak, die voorafgaand een kort overzicht van de situatie in Europa gaf. De muziek over oorlog en vrede van zanger Gerrit Breteler en zijn band maakten de avond tot een indrukwekkend geheel.

Oorlogskinderen vertellen hun verhaal in Theaterkerk Nes
Oorlogskinderen die hun verhaal vertellen

Marcel R. Fotografie

Door corona was de tweede Ids de Beer-lezing twee jaar uitgesteld. De lezing draagt de naam van de verzetsheld Ids de Beer, oorspronkelijk uit Nes (1916-1945). Ids de Beer stelde niet alleen zijn eigen  huis en zaak beschikbaar voor Joodse onderduikers, maar zocht daarnaast intensief naar meer onderduikadressen. Op 31 januari 1945 werd Ids de Beer beschoten door Duitse soldaten. Een paar dagen later stierf hij aan zijn verwondingen in het veldhospitaal in Leeuwarden. Hij was toen 28 jaar. Zijn zonen Freerk en Jacob waren in Nes aanwezig. ,,Zolang hij het kan zal Freerk tijdens de jaarlijkse Ids de Beer-lezing iets uit het leven van zijn ouders vertellen’’, zo opende Anke Bijlsma de avond voor een uitverkochte zaal.

Verzetsheld

,,Was Ids de Beer een verzetsheld?’’, vroeg Freerk de Beer zich af. ,,Ja en nee. Het was vast niet zijn bedoeling om zo genoemd te worden. Maar ús heit en mem hadden een groot hart en waren bewogen met het lot van verdrukten. Daar kwamen ze voor op en ze hadden er veel voor over’’, vertelt De Beer die het daarom terecht vindt dat zijn vader een verzetsheld wordt genoemd. Ook zijn moeder Tietje heeft een belangrijke rol gespeeld, zonder haar steun had zijn vader nooit de keus kunnen maken om in het verzet te gaan. Het raakt De Beer dat wij ons op dit moment in een herhaling bevinden van wat we voor onmogelijk hadden gehouden. ,,De beelden en verhalen in Oekraïne roepen herinneringen uit het verleden op die ons diep raken’’, aldus De Beer. Hij riep op tot een minuut stilte, een indrukwekkend moment in de sfeervolle theaterkerk waarin op de achtergrond het logo met het silhouet van zijn vader zichtbaar was.

Roos Derks

,,Zo, daar zit ik dan in de kerk. Wie had dat ooit gedacht?’’, zo begon de 90-jarige Roos Derks-Bazuijnen uit Balk haar verhaal. Zij vertelde hoe ze als 10-jarig meisje met haar beide jongere zusjes de oorlog en de hongerwinter doorkwam. Ze groeide op in Rotterdam in een intellectueel communistisch gezin. Voor haar begon de oorlog met het bombardement op Rotterdam. ,,Ik weet nog dat mijn vader zei ‘we blijven in de kelder want ze strooien niet zulke leuke pepernoten’. Daar zaten we dan met z’n allen in de kelder van de buren, te schuilen voor de bommen. Eigenlijk vond ik het wel gezellig. Gelukkig is ons huis niet geraakt. Ik heb zelf niets gezien, maar mijn vader ging op een gegeven moment wel kijken wat er gebeurd was. Hij kwam huilend thuis en zei: het is verschrikkelijk, de hele stad is weg.’’

Alleen achter

Haar ouders zaten allebei in het verzet en werden door de Duitsers opgepakt, waardoor de 10-jarige Roos alleen met haar twee zusjes achterbleef. Achteraf blijkt dat haar vader naar concentratiekamp Neuengamme is gebracht waar hij na een half jaar is overleden aan de gevolgen van mishandeling. Haar moeder verbleef drie jaar in een concentratiekamp voor vrouwen. In die drie jaar moesten Roos en haar zusjes zien te overleven. ,,Misschien was het zonder die hongerwinter allemaal niet zo erg geweest’’, vertelt Roos. Het ergste vond ze dat de scholen dicht gingen. ,,Die school gaf ons een gevoel van veiligheid. Dat viel in één keer weg. Ons enige uitstapje was nog naar de gaarkeuken, waar we tussen de middag aten. Als we in de rij stonden om eten te halen hoorden we andere mensen praten over hongertochten langs boeren die aardappelen verbouwden. Mijn bijdehante zus zei: waarom doen wij dat ook niet?’’

Hongertocht

De tocht die volgde was echter niet geslaagd. De drie zusjes vielen onderweg in slaap in de sneeuw en werden door drie mannen gered en naar de dichtstbijzijnde boerderij gebracht. Daar kregen ze warme melk en mochten ze overnachten, maar van de boer moesten ze de volgende dag weer weg. ,,We zijn toen maar terug naar huis gegaan. Met mijn kleine zusje, die zes of zeven jaar oud was, ging het niet goed. Ze werd erg mager en praatte bijna niet meer. Ik dacht: hoe moet dit? Want je zag mensen om je heen op straat sterven van de honger. Toen kwam mijn andere zus op het idee om naar onze tante in Barendrecht te wandelen. Vraag me niet hoe we er zijn gekomen – onderweg zijn we om de beurt flauwgevallen – maar het is ons gelukt.’’ Bij deze tante was geen plaats voor drie kinderen. Tenminste, niet voor langere tijd. Daarom ging Roos naar opa. Mijn oma was eerder al gestorven en hij had een nieuwe vrouw: Griet. In de familie werd altijd een beetje lacherig over haar gedaan, maar ik vond haar verrekte aardig’’, zegt Roos uit de grond van haar hart. ,,Zij heeft mij erdoorheen geholpen.’’

Na de bevrijding maakte haar opa Roos op een ochtend wakker. ,,Ik schrok, want dat deed hij nooit. Hij zei: Je moeder is er. Ik liep naar beneden en zag een scharminkelige vrouw aan tafel zitten. Ik herkende haar niet meer. Ze had drie jaar in een kamp gezeten en het eerste wat ze tegen mij zei was: Zo, ben jij er ook nog?’’ Deze zin is de titel van het boek geworden dat over het leven van Roos Derks is geschreven. Boekhandel Van der Velde was aanwezig met een collectie boeken over de oorlog, waaronder dat van Roos. Alle exemplaren werden verkocht en gesigneerd door Roos.

Geert Mak

Na dit indrukwekkende verhaal interviewde schrijver Geert Mak de Joodse Abel Cahen (1934), die tijdens de oorlogsjaren ondergedoken heeft gezeten in Blije. Cahen komt uit een well-to-do familie, zoals hij het zelf omschrijft. Het gezin woonde voor de oorlog in een grote villa in Zeist. In de oorlog verhuisden ze noodgedwongen naar de Rivierenbuurt in Amsterdam, waar ze moesten wonen omdat ze Joods waren. ,,We woonden daar in een kleine flat, twee verdiepingen hoog, zonder tuin. Die tijd in Amsterdam herinner ik mij als de moeilijkste periode in de oorlog. We mochten niets en om de haverklap waren er razzia’s. Ik weet nog dat ik door de stad liep waar iedereen vrolijk was en waar ik dan als jongetje met gele ster op de kleren tussendoor scharrelde. De onverschilligheid van de omgeving vond ik het ergste. Ik voelde me een nobody.’’

Abel Cahen

Voor zijn ouders moet het hartverscheurend zijn geweest om de beslissing te moeten maken de kinderen aan anderen mee te geven. Een periode volgde waarbij Abel van adres naar adres werd gebracht. Cahen weet zich van deze periode weinig te herinneren. ,,Als kind accepteer je de situatie zoals die is, ik vroeg ook niet waarom ik moest onderduiken. Het hoorde erbij. Je wist ook dat je je verborgen moést houden. Anders ging je eraan.’’

Via de hulp in de huishouding van ‘omke Siem’ – Dukke Dam – kwam hij uiteindelijk in Blije terecht, bij de zus van Siem. ,,Vanaf het moment dat de deur daar aan de Zwarte Weg in het piepkleine arbeidershuisje openging dacht ik na al mijn omzwervingen: ik ben thuis’’, zegt Cahen. Hij vindt het onvoorstelbaar dat dit gezin een Joods jongetje in huis nam terwijl ze daarmee een enorm risico namen. ,,Ze wisten ‘als we ontdekt worden gaan we dood’. Eén ding weet ik zeker, ze hielden zielsveel van mij. Ook in de kleine gemeenschap van Blije werd ik helemaal opgenomen. Ik ging daar naar school, naar de gereformeerde kerk en leerde de Friese taal.’’

Heimwee

Abel Cahen had het naar zijn zin in Blije. ,,Ik heb één keer heimwee gehad. Dat was toen ik op de zeedijk richting Ameland stond te kijken. Het weer was helder en in de verte zag ik de bossen. Opeens moest ik verschrikkelijk huilen, want ik kom uit een gebied met bossen. En er was één klein meisje in het dorp die dezelfde leeftijd had als mijn zusje, toen wij uit elkaar werden gehaald. Elke keer als ik haar zag dacht ik aan mijn zusje.’’ Het is bijzonder dat de hele familie Cahen de oorlog overleefde. Na de bevrijding kreeg hij dan ook een brief dat hij weer terug moest. ,,Ik vond dat verschrikkelijk. Ik wilde niet meer terug, had hier eindelijk rust gevonden.’’

Op een dag was hij bij de vaart aan het vissen toen hij een mevrouw met lippenstift en het ‘haar op zolder’ op de fiets zag aankomen. ,,Ik rende naar huis waar Henke in het bijkeukentje op een petroleumstel stond te koken. ‘Ús mem komt deroan’, riep ik terwijl ik tegen haar aan kroop.’’ Abel kreeg nog twee dagen tijd om afscheid te nemen van het hele dorp en ging daarna met zijn moeder mee naar Zeist. Lies is maanden ziek geweest nadat hij weg was. Haar zonen zaten woensdagavond in de zaal in Theaterkerk Nes. ,,Mijn onderduikneven.’’

Tekst: Klasina van der Werf Foto’s: Marcel R. Fotografie